Veel mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) zijn overgevoelig voor prikkels. Zij hebben er baat bij om in zekere mate prikkels te vermijden. Maar niet te veel, anders lopen ze het risico op onderprikkeling, wat juist weer schadelijke gevolgen heeft. Hoe vind je als begeleider samen met je cliënt de juiste balans? Fons van Ewijk, persoonlijk begeleider van Zozijn Op Pad, vertelt erover.
Hersenen hebben altijd een zekere mate van prikkeling nodig, ook beschadigde hersenen. Bij te weinig prikkels (onderprikkeling) worden de hersenen juist extra gevoelig voor prikkels. Zo erg zelfs, dat iedere prikkel te veel wordt. En dan is het middel (beperking van prikkels) erger dan de kwaal. Een ander risico van te weinig prikkels is dat hersenen de ‘leegte’ aan prikkels zelf gaan invullen en iemand hallucinaties krijgt. Dan ga je zien, horen, voelen en ruiken wat er niet is.
Daarom vraagt de hoeveelheid prikkels bij iemand met niet-aangeboren hersenletsel een zo persoonlijk mogelijke afstemming: niet te veel, niet te weinig, zie de uitleg van deskundige hersenletsel Hans van Dam hierover op de website van ZoZijn.